Door verstedelijking en generaties van binnenleven is de mens zijn verbondenheid met de natuur grotendeels kwijtgeraakt. Toch is herstel mogelijk, zegt professor Miles Richardson van de University of Derby. Maar alleen als we nu ingrijpen – en groot durven denken.
Een drastische daling
Richardson onderzocht hoe de relatie tussen mens en natuur evolueerde van 1800 tot vandaag. Het resultaat is verontrustend: onze natuurverbondenheid is met maar liefst 60% gedaald sinds het begin van de industriële revolutie.
Zijn bevindingen komen uit een zogeheten agent-based model (ABM) – een computersimulatie waarin virtuele mensen doorheen de tijd worden gevolgd. Het model laat zien hoe factoren als verstedelijking, mogelijkheid tot natuurbeleving, houding tegenover natuur en intergenerationele overdracht samen bepalen hoe sterk we ons verbonden voelen met onze natuurlijke omgeving.
Om het model te voeden, gebruikte Richardson historische data uit Engelstalige bronnen: urbanisatiecijfers uit de Verenigde Staten en taalanalyses uit Britse en Amerikaanse teksten. Die laatste laten bijvoorbeeld zien hoe vaak natuurwoorden als river, tree en flower in boeken voorkomen – een verrassend goede graadmeter voor onze culturele relatie met de natuur.
De “extinction of experience”
Rond 1800 was er sprake van slechts 7% verstedelijking; vandaag is dat meer dan 80%. Die verstedelijking heeft geleid tot wat Richardson de “extinction of experience” noemt: het verdwijnen van dagelijkse natuurervaringen. En wie minder natuur beleeft, voelt er zich ook minder mee verbonden.
Dat effect versterkt zich van generatie op generatie. Richardson ontdekte dat de natuurverbondenheid van ouders voor 80% bepalend is voor die van hun kinderen. Met andere woorden: ouders die weinig met natuur in contact komen, geven die afstand door. Zelfs als er meer groen beschikbaar is, komt herstel maar langzaam op gang – vaak pas na meerdere generaties.
De toekomst: pas na 2050 beterschap
Het model van Richardson voorspelt ook de toekomst. Zelfs sterke maatregelen, zoals meer stadsparken of campagnes om mensen de natuur in te krijgen, leveren voor 2050 nauwelijks herstel op.
Pas wanneer we radicaal vergroenen én kinderen vanaf jonge leeftijd actief met natuur in contact brengen, kan een zelfversterkend herstel op gang komen. Vanaf dat moment helpen nieuwe generaties om de band met de natuur weer sterker te maken.
Wat moet er gebeuren?
Op basis van zijn analyses pleit Richardson voor de volgende effectieve maatregelen:
- Breng natuur terug in opvoeding en onderwijs
- Scholen en gezinnen moeten natuurervaringen een vast onderdeel maken van leren en samenleven.
- Ouders verdienen ondersteuning om zelf opnieuw plezier te vinden in natuurervaringen.
- Vergroen steden radicaal
- Geen 30% meer groen, maar tien keer meer: parken, groene routes, natuurinclusieve gebouwen.
- Mensen zouden dagelijks minstens 30 tot 45 minuten in een
natuurlijke omgeving moeten doorbrengen.
Ter vergelijking: in een onderzoek in Sheffield bleek dat mensen gemiddeld slechts vier minuten per dag in het groen zijn.
- Voer langetermijnbeleid en meet onze vooruitgang
- Overheden moeten natuurverbondenheid net zo serieus volgen als economische of welzijnsindicatoren.
- Stadsplanning, gezondheidszorg en onderwijs moeten samenwerken om natuur structureel te integreren in beleid.
Meer dan een wandelpad
De conclusie van Richardson is helder: kleine ingrepen of tijdelijke projecten zijn niet genoeg. Om onze verloren band met de natuur te herstellen, zijn structurele, langdurige veranderingen nodig. Dat vraagt moedig politiek leiderschap – met investeringen in onderwijs, stadsplanning en publieke ruimte die de natuur opnieuw een centrale plaats geven in ons dagelijks leven.
Want alleen dan, zegt Richardson, kunnen we het tij keren en weer leren voelen dat wij deel uitmaken van de natuur – niet erboven staan.